Categorieën
Column Verhaal

marktzicht #68

Zijn hoofd zit altijd half in z’n coltrui. Zo’n coltrui die afgelopen jaar nog niet kon, nu weer wel. Hij leest een krant waar intellectuelen de mond vol van hebben, maar lezen, ho maar. Hij perst zijn ogen samen, hij leest en leest en leest. Elke letter dient hij op te vreten. Het moet iets van verdriet zijn. Het grote zoeken naar de grote afleiding. Elke zondagochtend zie ik hem er drie cappuccino’s, een glas water en een tosti wegwerken. Hij zit voor het raam, altijd alleen. De scène lijkt zich eeuwig te herhalen. Om hem heen speelt het ritme van elke zondag zich af als een harde vanzelfsprekendheid: een bak licht valt langzaam het café binnen, een meisje laat haar te kleine hond uit, een witte Mercedes rijdt met piepende banden voorbij en een geblokte barkeeper zet de stoelen buiten. En in het midden van dit alles de man in z’n coltrui. Met liefdesverdriet denk ik zelfs. Café Marktzicht leent zich daar goed voor.
Daar zijn er maar weinig van: café’s die zich lenen voor liefdesverdriet. Helemaal op een zondagochtend. Een café dat zich leent voor echt liefdesverdriet is dunbevolkt. Hooguit een man of vier drinkt er koffie en leest een krant, allen solisten, en een barman spoelt de glazen om. Wanneer er op zondagochtend meer dan vier mensen een café bezoeken neigt dit naar een high tea. Dan telt het liefdesverdriet niet meer. Zo’n café dat zich er wel voor leent ligt bijna in het centrum van een grote stad, maar net niet. Wanneer het in het centrum ligt stroomt het café op stapavonden vol met lallende studenten en ruikt het er op zondagochtend naar dood bier, mislukte versierpogingen en sterke verhalen.
Maar hier in café Marktzicht geen glas op de vloer of de geur van bijna rake urinestralen op het toilet. Hier in de luwte mag je achter je krant gewoon een lekker potje janken.
Categorieën
Column Verhaal Wielrennen

een fietser te zijn – #54

Tweemaal daags 11 kilometer, meer is het niet. Op de kaart ziet mijn route er uit als een wat ongelukkige S. Óf ik fiets in zuidelijke richting, óf in noordelijke, wat me soms mijn stuur doet opvreten in dit akelige westenwindland. Mijn woon-werkverkeer bestaat uit eeuwige zijwind. In drie jaar tijd is mijn gemiddelde misschien één keer boven de 30 uitgesprongen. De bouwput rond Utrecht Centraal, de verkeerslichten, schooljeugd en die wind dus: allemaal obstakels die mijn wattage temperen. Het ligt in ieder geval niet aan mij. Vind ik.

Ik ben een commuter. Niet op de Engelse manier in een geel fluoriserend hesje, wel met de nodige inhaalsdrift en tussendoor-steek-acties. Sinds een tijdje pik ik ook graag m’n karretje aan bij Kanaleneilandscooters en carrièrevrouwen op elektrische fietsen. Zo blijft commuten leuk. Soms freewheel ik wat grotere rondjes (max 100k), maar meestal pas wanneer de temperatuur de dubbele cijfers raakt. Het type fietser dat de wielerclubs en toertochten mijdt, maar wel wil ruiken aan hoe het voelt om een echte fietser te zijn. Dat ben ik. Maar vooralsnog ben ik dus vooral een fietser, geen renner maar een wielercode onterende bestuurder van een Caad10.

Als alle andere dagen zit ik vandaag ook weer op mijn zwart-witte Amerikaan. Ik fiets alleen, want alleen fietsen vertelt me de waarheid. Fietsen met collega’s gaat me te langzaam en fietsen met een groep wielerfanaten haalt de vergelijker in me naar boven. Wat voor materiaal heeft m’n buurman? Hoeveel kilometer heeft hij dit jaar al gemaakt? Ik wil ook zulke machtige kuiten! Diep ongelukkig word ik er van. Het suizen van de banden, de repetitieve beweging van mijn benen, het ritmische gehijg, en dat alles solo. Het laat me het lijden en verlossen voelen zoals het moet zijn. Zonder wieltjeszuigerij of de chasse patate te voelen, verschrikkingen die voorbehouden zijn aan de groep.

“Rijdt ie lekker?”

Een tengere man in casual doch zakelijke kleding (mag net van de baas) komt naast me fietsen. Single-speed en stierenstuur. Foute boel, denk ik direct, maar hij blijkt thuis ook een Caad10 te hebben staan. En vervolgens heeft ie ook nog even 5000 km (versus mijn 1500) aan lactaat in z’n benen getrapt dit jaar. En dat hij van de baas met enige regelmaat zich op z’n fiets mag verplaatsen (zolang hij maar op tijd is.) Gedver. Het vergelijken is begonnen. Ik wil ook zo’n baan, ik wil ook zoveel fietsen!

“Fiets je bij een club?”

“Hè, wat? Ik? Nee. Ik fiets eigenlijk altijd alleen.”

“Ah, een solist.”

“Ja, de vrijheid.”

Ik geloof mezelf niet. ‘De vrijheid’! Pleur op, je durft jezelf gewoon niet te meten met anderen!

“Nooit gedaan?”

“Nee… Maar lijkt me op zich wel leuk hoor.”

Leugenaar.

Na nog wat plus- en minpunten uit te wisselen betreffende onze Caad10, scheiden onze wegen. ’s Avonds check ik Strava Flyby’s. Ik blijk een stukje te hebben gefietst met ene David. David geeft er regelmatig een klap op met Fietsclub Ledig Erf. Elke week een rondje Amerongse Berg.

“Lijkt me op zich wel leuk hoor.”

Ik herhaal de zin als een mantra in m’n hoofd. Het wordt een riedeltje, alsof ik een hinkstapsprongetje doe, ongeloofwaardig en kinderachtig. Maar het gaat hier om iets bloedserieus. Óf voor altijd en alleen te malen door de zijwind, óf om een poging te doen het te benaderen. ‘Het’… Wat wil zeggen ‘hoe het voelt een fietser te zijn.’

Morgen richting Ledig Erf? 

“Lijkt me op zich wel leuk hoor.”

 

Categorieën
Column Verhaal Wielrennen

toeclips – #53

“Misschien koop ik er wel een, joh!” hoor ik pa – 51, Duitse zandkasteelbuik, flinke hijg tijdens het traplopen en een goeie snurk gedurende de nacht – tegen ons zeggen. Mijn broertje – 17, Greipelesque fitnesslijf, Amsterdam Marathon finisher 2015 en sindskort bezitter van een carbon Koga-wapen – proest z’n koffie bijna over het ganse Bagels & Beans-terras. Ik probeer glimlachend zo naar pa te kijken dat het erop lijkt dat ik hem groot gelijk geef. “Gewoon doen, leuk!” probeer ik hem goedkeurend toe te knikken.

Vooruit, mijn pa heeft wel eens op een racefiets gezeten. In z’n jonge jaren. Toeclips-tijdperk. Stalen Koga zou hij hebben gehad. We geloven hem, een soort van. Hij hoort zichzelf graag vertellen over zijn rondje Goeree-Overflakkee  – Schouwen-Duiveland. Vooral als mijn broertje net weer een paar PR’tjes op Strava heeft geknald (“Pfff, weer 4e bij dat segment. Wachten op wind mee.”). 150+ km fietste pa over de eilanden, sowieso. En dat ie één keer genadeloos op z’n plaat was gegaan. Daar lag hij dan, met zijn voeten in de toeclips, het frame in zijn middenrif gefrommeld en de benen meer dan open. Z’n ledematen zouden het woord ‘bloed’ hebben geschreeuwd, zoveel was ’t. Aldus mijn pa. Goed, hij had dus ooit gefietst. En ik ben nog steeds op zoek naar de foto’s.

Goeree Overflakkee, ik noemde het al, het eiland waar pa en ik opgroeiden. Het eiland waar je de tegenwind al voelt voor je de deur uit stapt, waar zelfs gekóókte aardappels ruiken naar de zee en waar je op zondag zelfs niet naar je fiets durft te kíjken, laat staan ‘m berijden! Want de zondag is van God en God fietst niet op zondag, zelfs niet in een D1-tempo’tje. Dat weet iedereen. Op Goeree Overflakkee. Tenminste, in de tijd van mijn pa in z’n toeclips. Maar de tijden veranderen, bruggen en dammen zijn geslagen, RTL4-kabels zijn de wat vrijzinnigere huishoudens binnengedrongen en inmiddels instagrammen en snapchatten ook Flakkeeënaars zich ’t RSI. En dendert tussen 18 en 25 juni ook nog eens het NK wielrennen over het Zuidhollandse eiland.

Er bestaan gelukkigere huwelijken dan wielrennen en Goeree-Overflakkee. Stiekem zijn we trots op Koos, maar als mensen een koers ‘de Hoogmis’ gaan noemen haken Flakkeeënaars af. Tuurlijk, vorig jaar aaide La Grande Boucle het kopje van Goeree. Op de zondag nota bene. Maar dit alles gebeurde in een moorddadig hoog tempo, langs de kust en ver buiten de kerkgaande dorpen. Dat kon het protestantenhart nog net verkroppen. En ook dit jaar heeft het kleine protestantenhart gewonnen van het katholieke cyclisme, want het NK wielrennen zal in geen geval op de zondag plaatsvinden. Manmoedig doch schijnheilig houdt het eiland stand tegen de paapse sportverdwazing, als ware het te trotseren tegenwind. Aandoenlijk.

Een maandje nog. Stiekem ben ik als geboren Flakkeeënaar ontzettend trots. Tot die tijd ga ik dromen over pa op z’n stalen Koga die lost uit een waaier op een of andere Flakkeese dijk tijdens het NK, zoiets. En maar malen door de wind, schuim op z’n bakkes en piepende longen. Uiteraard in z’n toeclips.

Gewoon doen, pa!

Categorieën
Verhaal

#36 fragment uit ‘plaatjesverkoper’

…”Roos bleek naast zacht ook een wat complex karakter te hebben. Na het katten-incident verslonsde het huis, er lagen geen schone boxershorts meer in mijn kast en het krat bier liep sneller leeg dan ik kon drinken. Het was duidelijk: de vergeldingsacties waren ingezet. Toch liet ze het in haar doen en laten niet merken. Ik probeerde haar te ontmaskeren, bestudeerde haar wenkbrauwen, de stand van haar lippen, de manier waarop ze kreunde, maar niks. Alsof ’s nachts de kabouters kwamen om het voor me te verpesten. Het was lastig bovendien, want Roos draaide onregelmatige diensten en ik werkte inmiddels vijf, soms zes, dagen bij Jan. We leefden langs elkaar heen, dus besloot ik het anders aan te pakken. De kamer was aardedonker. Het was net voorbij vijven in de ochtend, een week na mijn besluit. Roos kwam thuis van een nachtdienst. Ik hoorde haar sleutels landen op het aanrecht, er plopte een bierfles open en vervolgens werd deze geleegd in de gootsteen. In de seconden daarna hoorde ik haar verbazing groeien, haar ademhaling sloeg op hol, ze brieste. Middenin de woonkamer zag ze haar koffer, gevuld en wel. Dit was míjn cue, dit was háár surpriseparty en, god, dit zou ze zich heugen tot in lengte van dagen! Ik deed het licht aan en sprong op vanachter de bank. Half zes ’s morgens stond Roos op straat en zette ik het geluid van mijn telefoon uit. Ik dook nog een paar uur in bed, want dat had ik verdiend. Mijn eerste samenwoon-avontuur was uitgelopen op een fiasco en dus besloot ik alle vrouwen manipulatief en verdorven te vinden. Gewoon, voor even, want dat hielp. Van het huis zou ik weer een mannenhuis maken, met mannendingen en zo. Van Roos heb ik nooit meer iets gehoord.”

Copyright © 2024 Jos Mans